VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Kifid: ook bij verhoogde inschrijving advieskosten voor verhoging hypotheek

Geplaatst op: 26-03-2020, 12:21:46

ING heeft terecht een bedrag van € 600 voor advieskosten in rekening gebracht voor het verhogen van een hypotheek, oordeelt Kifid in een recente zaak. De verhoging vloeide niet voort uit een eerder gegeven advies, zoals de klant stelde, en dat er een verhoogde inschrijving had plaatsgevonden, speelt geen rol.

Een man zit op 4 juli 2016 bij een ING-bankkantoor voor een gratis adviesgesprek over een lening voor de verbouwing van zijn huis. In november tekent hij met zijn vrouw een adviesovereenkomst, die inhoudt dat zij € 600 betalen voor het hypotheekadvies over de verbouwingslening. Het advies leidt tot een hypotheek van € 50.000, waarbij is gekozen voor een verhoogde inschrijving van € 100.000.

Twee jaar laten vraagt de man aan ING of de lening met € 50.000 kan worden verhoogd. Er vindt een herhaling van zetten plaats: documenten aanleveren, adviesovereenkomst tekenen, adviseren en wederom € 600 betalen. De hypotheek wordt verhoogd, met gebruikmaking van de verhoogde inschrijving. De man is niet tevreden over de gang van zaken, ook omdat hij een loyaliteitsbonus niet kan inzetten die hij tot eind 2012 had. Die bedroeg jaarlijks 0,2% van de restschuld, maar is met ingang van het provisieverbod vervallen. De bonus kan alleen worden ingezet bij verhuizing. In november vorig jaar loopt de rentevastperiode af. ING komt met een rentevoorstel waarbij tussentijdse dalingen tot de verlengingsdatum niet worden meegenomen in het tarief. Dat is voor de man aanleiding om een klacht in te dienen bij Kifid.

Dubbele advieskosten

Hij wil een vergoeding van € 1.200. De bank heeft naar zijn mening dubbele advieskosten in rekening gebracht voor de verhoging van de lening: in het vorige advies was de verhoging al besproken. Hij heeft bovendien zelf het voorbereidende werk gedaan en onder protest de adviesovereenkomst getekend. Hij vindt het verder onredelijk dat hij geen gebruik kan maken van een rentedaling tussen de datum van het renteaanbod en de ingangsdatum van de nieuwe rentevastperiode en hij wil graag nog gebruik maken van de opgebouwde loyaliteitsbonus.

Dat de consument geen behoefte had aan advies over de tweede verhoging maakt niet uit

Twee wijzigingen, dus twee keer advieskosten

Maar zijn klachten worden door Kifid afgewezen. De geschillencommissie neemt als uitgangspunt dat de bank bij een (substantiële) wijziging van een hypothecaire geldlening advies verplicht mag stellen en daarvoor advieskosten in rekening mag brengen. “De omstandigheid dat consument in het onderhavige geval geen behoefte had aan advies aangaande de tweede verhoging van de geldlening maakt dit niet anders.” Of de wijziging voortkwam uit het eerste advies, laat Kifid in het midden. “Immers, vaststaat dat sprake is van twee wijzigingen op de geldlening waarvoor de bank, gelet op het voorgaande, in beginsel advieskosten in rekening mag brengen. Het feit dat de tweede verhoging twee jaar na de eerste verhoging is aangevraagd, maakt dit niet anders. Immers, consument heeft zelf de keuze gemaakt om destijds € 50.000 te lenen in plaats van € 100.000.” De advieskosten zijn niet ten onrechte berekend.

Rentedaling volgen niet verplicht

Verder schrijven de regels niet voor dat een bank een rentedaling moet verwerken in een uitgebracht rentevoorstel, aldus de geschillencommissie. “Het is bovendien niet gebleken dat de bank een contractuele verplichting heeft om consument te laten profiteren van de gedaalde rente na het uitbrengen van het rentevoorstel.” Tot slot voldoet de klant niet aan de voorwaarden voor het inzetten van de loyaliteitsbonus, constateert Kifid. Die zijn dat er van een verhuizing sprake moet zijn. “Voor zover consument stelt dat het onredelijk is dat de Bank de voorwaarden voor de loyaliteitsbonus heeft gewijzigd, merkt de commissie op dat de wijzigingen een gevolg zijn van het in 2013 ingevoerde provisieverbod. Van de bank kan niet worden verwacht dat zij in strijd met de wet handelt.”

Uitspraak: 2020-238

Bron: publicatie van 25 maart 2020 van Rob van de Laar op www.amweb.nl                                    

Vorige pagina